Het Boek

Hebreeën 7:6-12 Het Boek (HTB)

6. Maar hoewel Melchisedek niet tot hen behoorde, gaf Abraham hem toch een tiende van de buit. Melchisedek zegende de machtige Abraham,

7. het is duidelijk dat een zegen alleen gegeven wordt door iemand die groter is dan degene die gezegend wordt.

8. Verder is het zo dat in het ene geval de priesters, sterfelijke mensen, een tiende kregen van wat de mensen oogstten of verdienden, terwijl in het andere geval Melchisedek ze kreeg, van wie vermeld staat dat hij altijd blijft leven.

9. Wij zouden zelfs kunnen zeggen dat Levi, de stamvader van alle priesters, in de persoon van Abraham een tiende deel van de buit aan Melchisedek gaf.

10. Levi was toen nog niet geboren, maar het zaad waaruit hij is voortgekomen, was al in Abraham aanwezig toen Melchisedek hem ontmoette.

11. Als wij door de Levitische priesters en hun wetten gered hadden kunnen worden, waarom moest God dan Christus sturen? Een priester als Melchisedek en niet als Levi, Aäron en de andere priesters?

12. Immers als God een nieuw soort priester stuurt, moet zijn wet daarvoor veranderd worden.