4. Maar u hebt nog niet op leven en dood tegen de zonde gestreden.
5. U bent zeker vergeten hoe God u als zijn kinderen moed gegeven heeft. Hij zei: ‘Denk niet licht over de tucht van de Here, mijn zoon. Laat de moed niet zakken als de Here u terechtwijst.
6. Want daaruit blijkt dat Hij van u houdt. Als Hij u slaat, blijkt dat u zijn zoon bent.’
7. Laat u door God opvoeden, Hij behandelt u als zijn kinderen.