Het Boek

Hebreeën 11:1-15 Het Boek (HTB)

1. Wat is geloof? Het is de zekerheid dat onze hoop werkelijkheid wordt en het is overtuigd zijn van het bestaan van dingen die je niet ziet.

2. Vroeger hebben vele mensen vanuit dit geloof geleefd. Zij zijn ook door hun geloof bekend geworden.

3. Door het geloof weten wij dat het heelal door een woord van God gemaakt is, dat het zichtbare uit het onzichtbare is voortgekomen.

4. Omdat Abel op God vertrouwde, had zijn offer meer waarde dan dat van Kaïn. Door zijn offer aan te nemen, zei God dat Abel voor Hem rechtvaardig was. En hoewel hij allang dood is, spreekt Abel nog steeds door zijn voorbeeld.

5. Henoch vertrouwde op God en daarom stierf hij niet, maar werd door God weggenomen. Ineens was hij er niet meer. Voordat dit gebeurde, had God gezegd dat Hij heel tevreden over Henoch was.

6. Maar als iemand niet gelooft, kan God niet tevreden over hem zijn. Wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en beloont wie Hem zoeken.

7. Noach vertrouwde op God. Toen God hem voor de toekomst waarschuwde, geloofde Noach Hem, hoewel niets erop wees dat er een grote overstroming zou komen. Hij deed wat God hem opdroeg en bouwde een ark om zijn gezin te redden. Zijn vertrouwen maakte het ongeloof van de wereld zichtbaar en door dat vertrouwen werd Hij een van hen die voor God rechtvaardig zijn.

8. Abraham vertrouwde op God. Toen God hem zei dat hij zijn vaderland moest verlaten en naar een land moest gaan dat God hem zou geven, gehoorzaamde hij. Maar hij wist niet eens waar hij naar toeging.

9. En zelfs toen hij in het land kwam dat God hem beloofd had, woonde hij in tenten als een vreemdeling, evenals Isaak en Jakob, aan wie God dezelfde belofte deed.

10. Abraham vertrouwde erop dat God hem zou brengen in de stad met de vaste fundering waarvan God Zelf de architect en bouwer is.

11. Sara vertrouwde op God en kreeg daarom een zoon, toen zij daar eigenlijk al te oud voor was. God had het haar beloofd en zij erkende dat Hij te vertrouwen is.

12. Zo werd uit Abraham, die ook al te oud was om nog een kind te kunnen verwekken, een heel volk geboren, een volk van zoveel mensen dat het niet te tellen is. Net zoals de sterren aan de hemel en de zandkorrels van het strand niet te tellen zijn.

13. Al deze mensen zijn in het vertrouwen op God gestorven, zonder te krijgen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en waren blij. Zij kwamen er openlijk voor uit dat zij hier op aarde alleen maar gasten en vreemdelingen waren.

14. En wie dat zeggen, maken daarmee duidelijk dat zij uitkijken naar een vaderland.

15. Als zij hadden gewild, zouden zij naar hun vroegere land hebben kunnen terugkeren.