Het Boek

Handelingen 27:33-44 Het Boek (HTB)

33. Tegen de morgen spoorde Paulus allen aan iets te eten. ‘U wacht nu al veertien dagen op beter weer. Ondertussen hebt u niets gegeten.

34. Toe, eet wat! Uw leven hangt ervan af. Er zal geen haar op uw hoofd gekrenkt worden.’

35. Daarna nam Paulus een brood en dankte God ervoor in het bijzijn van alle anderen.

36. Hij brak er een stuk af en begon te eten. De stemming aan boord werd ineens een stuk beter en iedereen begon te eten.

37. We waren in totaal met tweehonderdzesenzeventig mensen.

38. Nadat wij hadden gegeten, maakte de bemanning het schip lichter door de lading graan overboord te zetten.

39. Toen het goed en wel licht was, herkenden zij de kust niet. Ze zagen wel een inham met een strand en wilden proberen het schip daar aan de grond te laten lopen.

40. Zij kapten de ankertrossen, lieten de stuurriemen zakken en hesen het voorzeil. Toen het schip vaart begon te maken, stuurden ze aan op de kust,

41. maar bleven op een zandbank steken. De boeg zat zo vast als een huis en het achterschip werd door de oplopende golven stukgeslagen.

42. Om te voorkomen dat sommige gevangenen naar de kust zouden zwemmen en ontsnappen, wilden de soldaten hen allemaal doden.

43. Maar de officier verbood het omdat hij Paulus wilde sparen. Hij gaf bevel dat iedereen aan land moest zien te komen. Wie konden zwemmen, moesten het eerst overboord springen.

44. De rest zou volgen op planken of wrakhout. Iedereen kwam veilig aan land.