Het Boek

Handelingen 21:19-31 Het Boek (HTB)

19. Na de begroeting deed Paulus uitgebreid verslag over wat God door hem onder de niet-Joodse volken had gedaan.

20. Toen zij dat hoorden, prezen zij God. Daarna zeiden zij tegen Paulus: ‘U ziet, broeder, dat hier vele duizenden Joden in Jezus zijn gaan geloven. Ieder van hen hecht grote waarde aan de wet van Mozes.

21. Maar zij hebben gehoord dat u de Joden in het buitenland leert dat zij zich niet meer aan de wet van Mozes hoeven houden. U zou hebben gezegd dat zij hun pasgeboren jongetjes niet hoeven te besnijden en ook dat zij zich niet aan de Joodse gebruiken hoeven te houden.

22. Wat moeten wij daar nu mee? Want zij zullen vast horen dat u hier bent.

23. Wij hebben een voorstel. Er zijn in ons midden vier mannen die een plechtige belofte hebben afgelegd.

24. Ga met hen mee en neem, net als zij, deel aan de reinigingsplechtigheid. Laat op uw kosten hun haar knippen. Dan zullen alle mensen in de stad weten dat het niet waar is wat over u wordt gezegd, maar dat u zelf trouw leeft volgens de wet van Mozes.

25. Maar wat de christenen uit de niet-Joodse volken betreft: wij hebben hun in een gezamenlijke brief geschreven dat zij niet mogen eten of drinken wat aan afgoden is geofferd. Zij mogen geen vlees eten waar nog bloed in zit en ook geen bloed drinken. Ook mogen zij geen hoererij plegen.’

26. Paulus nam de vier mannen mee en liet zich de volgende dag samen met hen reinigen. Daarna ging hij naar de tempel om bekend te maken op welke dag hun reinigingsweek voorbij zou zijn. Dan zou voor ieder van hen het offer worden gebracht, dat aan hun plechtige belofte een einde maakte.

27. Toen die week bijna om was, zagen enkele Joden uit Asia Paulus in de tempel en hitsten het volk tegen hem op. Zij grepen hem en schreeuwden:

28. ‘Mannen van Israël, kom ons helpen! Dit is de man die overal ingaat tegen ons volk, onze wet en onze tempel. En nu heeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht en daarmee dit heilige gebouw ontwijd!’

29. Zij hadden hem namelijk kort tevoren met Trofimus uit Efeze, die geen Jood was, in de stad gezien en dachten dat hij hem in de tempel had meegenomen.

30. De hele stad was in rep en roer en er ontstond een volksoploop. Paulus werd vastgegrepen en de tempel uitgesleurd, en de poorten werden meteen gesloten.

31. De woedende menigte stortte zich op Paulus en probeerde hem te doden. Ondertussen werd aan de commandant van het Romeinse garnizoen gemeld dat heel Jeruzalem in opschudding was.