Het Boek

Handelingen 14:11-19 Het Boek (HTB)

11. Er steeg een luid gejuich op onder de mensen die erbij stonden. ‘De goden!’ riepen zij in hun eigen taal. ‘De goden zijn in mensengedaante naar ons toegekomen!’

12. Zij noemden Barnabas Zeus en Paulus Hermes, omdat hij de mensen had toegesproken.

13. De priester van de Zeus-tempel, die buiten de stad stond, bracht zelfs stieren en bloemenkransen bij de poort, want hij en de mensen wilden Barnabas en Paulus offers brengen.

14. Maar toen die dat hoorden, schrokken zij. Zij scheurden van ontzetting hun kleren en renden naar de mensen toe.

15. ‘Mannen!’ schreeuwden zij. ‘Wat bent u van plan? Wij zijn maar gewone mensen, net als u! Wij hebben goed nieuws voor u: keer u af van die waardeloze goden, u moet de levende God vereren! Hij heeft de hemel, de aarde en de zee gemaakt en alles wat daarin is.

16. Tot nu toe heeft Hij alle volken hun gang laten gaan.

17. Maar toch heeft Hij Zich nooit onbetuigd gelaten. Altijd waren er bewijzen van zijn goedheid: regen en goede oogsten, zodat wij naar hartelust konden eten en genieten.’

18. De mensen hadden zich zo vast voorgenomen Barnabas en Paulus offers te brengen, dat die er met moeite in slaagden hen dit uit het hoofd te praten.

19. Maar de stemming in de stad sloeg om, toen er Joden uit Antiochië en Ikonium kwamen die veel kwaad over de apostelen vertelden. De mensen werden vijandig en gooiden stenen naar Paulus, die zo zwaar getroffen werd dat zij dachten dat hij dood was. Daarom sleepten ze hem de stad uit.