Het Boek

Handelingen 10:16-31 Het Boek (HTB)

16. Dit gebeurde drie keer en toen werd het kleed weer in de hemel opgetrokken.

17. Petrus wist er niet goed raad mee. Hij vroeg zich af wat dat visioen kon betekenen. Op datzelfde moment stonden er enkele mannen voor de deur die gestuurd waren door Cornelius. Zij hadden het huis van de leerlooier Simon gevonden

18. en vroegen of daar ook een zekere Petrus logeerde.

19. Terwijl Petrus nog over het visioen zat na te denken, zei de Geest tegen hem: ‘Petrus, er zijn enkele mannen voor u.

20. Sta op, ga naar beneden en aarzel niet met hen mee te gaan, want Ik heb hen gestuurd.’

21. Petrus ging naar beneden. ‘U zoekt mij,’ zei hij tegen de mannen, ‘maar waarom eigenlijk?’

22. Zij antwoordden: ‘Wij zijn gestuurd door Cornelius, een Romeins officier uit Caesarea. Hij is rechtvaardig en heeft diep ontzag voor God. Hij wordt door de Joden op handen gedragen. Nu heeft een engel van God hem gezegd dat hij u moest vragen bij hem thuis te komen om te luisteren naar wat u te zeggen hebt.’

23. Petrus vroeg de mannen binnen te komen en nodigde hen uit te blijven slapen. De volgende morgen maakte hij zich klaar en ging met hen mee, samen met enkele andere volgelingen van Jezus uit Joppe.

24. De dag daarop kwamen zij in Caesarea aan. Cornelius, die zijn familie en zijn beste vrienden bijeen had geroepen, stond al te wachten.

25. Toen Petrus binnenkwam, liep Cornelius naar hem toe en viel op zijn knieën.

26. Maar Petrus trok hem overeind en zei: ‘Sta op! Ik ben ook maar een mens!’

27. Al pratend kwamen zij in de kamer waar alle genodigden bij elkaar waren.

28. Petrus nam het woord en zei: ‘U weet vast wel dat het mij als Jood verboden is met mensen van een ander volk om te gaan. Maar God heeft mij duidelijk gemaakt dat ik niemand minderwaardig of onrein mag vinden.

29. Daarom ben ik zonder aarzelen meegegaan toen u mij liet vragen bij u te komen. Maar ik ben wel benieuwd waarom u dat hebt gedaan.’

30. Cornelius antwoordde: ‘Vier dagen geleden was ik 's middags rond drie uur hier in huis aan het bidden.

31. Ineens stond er een man voor me, met schitterend witte kleren aan. “Cornelius,” zei hij, “God heeft uw gebeden gehoord en Hij is niet vergeten wat u voor de armen hebt gedaan.