Het Boek

Genesis 8:11-22 Het Boek (HTB)

11. De duif vloog weg om tegen de avond terug te keren met een olijfblad in haar snavel. Zo wist Noach dat het water bijna weg was.

12. Na een week liet hij de duif nog een keer los en nu kwam zij niet meer terug.

13. Op de eerste dag van de eerste maand in het jaar dat Noach zeshonderdeen werd, opende Noach de deur van de ark en zag dat het water zich had teruggetrokken.

14. Er gingen nog eens acht weken voorbij voordat de aarde helemaal droog was.

15. Toen zei God tegen Noach:

16. ‘U mag de ark verlaten, met uw vrouw, zonen en schoondochters.

17. Laat alle dieren, de vogels, het vee en alle kruipende dieren los, dan kunnen zij zich weer voortplanten en de aarde vullen.’

18. Noach, alle andere mensen en alle grote en kleine dieren en de vogels gingen van boord.

19. In paren en groepen kwamen de dieren uit de ark.

20. Toen bouwde Noach een altaar en offerde een aantal dieren en vogels die de Here had aangewezen als offerdieren.

21. De Here was blij met Noachs offer en zei bij Zichzelf: ‘Ik zal nooit meer zoiets doen. Nooit zal Ik de aarde meer zo zwaar vervloeken en alle levende wezens vernietigen. Ook al is de mens vanaf zijn vroegste jeugd geneigd het slechte te doen en zondigt hij nog zoveel.

22. Zolang de aarde blijft bestaan, zullen zaaitijd en oogsttijd, koude en warmte, winter en zomer, dag en nacht niet ophouden.’