Het Boek

Genesis 41:44-56-57 Het Boek (HTB)

44. En de farao verklaarde tegenover Jozef: ‘Ik, de koning van Egypte, zweer dat mijn land u zal gehoorzamen.’

45. Voortaan noemde de farao Jozef ‘Safenat-Paneach’ (Uitlegger van Geheimen) en gaf hem Asnat, de dochter van Potifera, de priester van On (Heliopolis), tot vrouw. Zo werd Jozef van gevangene in één keer de machtigste man in het land.

46. Hij was dertig jaar toen hij bij de farao in dienst kwam. Jozef verliet hierna het paleis van de farao en begon een rondreis door het hele land.

47. En ja, de zeven jaren die volgden, zorgden voor enorme oogsten.

48. In die jaren verzamelde Jozef een deel van de oogsten in het hele land en sloeg dat voedsel op in de steden.

49. De magazijnen werden zo vol dat men ermee was gestopt alles te tellen, er was geen beginnen aan.

50. Voordat het eerste jaar van de hongersnood aanbrak, had Jozef twee zonen gekregen bij zijn vrouw Asnat.

51. Jozef noemde zijn oudste zoon Manasse (Hij die doet vergeten) en zei: ‘God heeft mij deze zoon gegeven om mij het verdriet uit mijn jeugd en het verlies van mijn thuis te doen vergeten.’

52. De tweede zoon noemde hij Efraïm (Vruchtbaar) en hij zei: ‘God heeft mij vruchtbaar gemaakt in dit land, waar ik als slaaf kwam.’

53. Zo gingen de zeven voorspoedige jaren voorbij. Toen begonnen de zeven jaren van hongersnood, precies zoals Jozef had voorspeld.

54. Ook in de omringende landen mislukten de oogsten, maar de Egyptische opslagplaatsen zaten vol graan.

55. Toen de Egyptenaren ook honger begonnen te lijden, smeekten zij de farao om eten en hij stuurde hen naar Jozef. ‘Doe precies wat hij zegt,’ droeg hij hun op.

56-57. Terwijl de hongersnood de hele wereld in haar greep had, opende Jozef de opslagplaatsen en verkocht graan aan de Egyptenaren en aan de buitenlanders die naar Egypte kwamen om graan van hem te kopen.