Het Boek

Genesis 30:19-33 Het Boek (HTB)

19. Daarna raakte zij in verwachting van haar zesde zoon.

20. Zij noemde hem Zebulon (Bijwoning), want zij vond: ‘God heeft mij goede gaven gegeven voor mijn man. Hij zal nu zeker bij mij willen wonen, want ik heb hem al zes zonen gegeven.’

21. Later kreeg Lea nog een dochter, die zij Dina noemde.

22. Toen besloot God naar Rachel te luisteren en Hij verhoorde haar gebeden.

23. Zij werd zwanger en kreeg een zoon. ‘God heeft de smaad van de onvruchtbaarheid van mij weggenomen!’ juichte zij.

24. En zij noemde haar zoon Jozef en zei: ‘Ik hoop dat de Here mij nog een zoon wil geven.’

25. Kort na Jozefs geboorte wendde Jakob zich tot Laban en zei: ‘Ik wil naar huis terug.

26. Laat mij mijn vrouwen en kinderen nemen—want ik heb ze eerlijk verdiend—en vertrekken, want u weet wat een werk ik voor u heb verzet.’

27. ‘Ga toch niet weg,’ protesteerde Laban. ‘Alle zegeningen die ik heb gekregen, zijn veroorzaakt door jouw aanwezigheid hier.

28. Wat wil je hebben om te blijven? Zeg het maar, ik betaal het.’

29. Jakob antwoordde: ‘U weet dat ik u trouw heb gediend in de afgelopen jaren en dat uw kudden flink zijn gegroeid.

30. Want toen ik hier kwam, was uw bezit niet zo groot, maar het is enorm gegroeid! De Here heeft u gezegend ter wille van mij. Dat is wel mooi, maar wat heb ik eraan? Ik moet ook een keer aan mijn eigen gezin denken.’

31. ‘Wat wil je van mij hebben?’ vroeg Laban.

32. ‘Ik heb een voorstel. Als u het daarmee eens bent, zal ik bij u blijven,’ antwoordde Jakob. ‘Ik ga naar de kudden en haal overal de gevlekte, gespikkelde en gestreepte schapen en geiten weg. Dat zal mijn beloning zijn.

33. Als u morgen komt kijken en er zit een wit dier tussen, weet u dat ik dat heb gestolen.’