Het Boek

Genesis 27:16-26 Het Boek (HTB)

16. Van de harige huid van de geiten maakte ze twee handschoenen en een reep van de huid bond ze om Jakobs gladde hals.

17. Toen gaf ze hem de schaal met het heerlijk ruikende vlees en wat versgebakken brood.

18. Jakob ging de tent in waar zijn vader lag en antwoordde op Isaaks vraag, wie daar was:

19. ‘Ik ben Esau, uw oudste zoon. Ik heb gedaan wat u mij hebt gevraagd. Hier is het gerecht dat u graag wilde hebben. Ga even rechtop zitten en eet het, zodat u mij kunt zegenen.’

20. En Isaak vroeg: ‘Hoe heb je dat zo snel voor elkaar gekregen, jongen?’ Jakob antwoordde daarop: ‘De Here, uw God heeft mij geholpen!’

21-23. Isaak liet Jakob bij zich komen en betastte hem. ‘De stem is van Jakob, maar de handen zijn van Esau,’ zei hij bij zichzelf.

24. Nogmaals vroeg Isaak hem of hij werkelijk Esau was, waarop Jakob weer bevestigend antwoordde.

25. Toen was Isaak overtuigd en hij at van het gerecht en dronk de wijn, die Jakob ook had meegebracht.

26. ‘Kom hier en kus me, mijn zoon,’ vroeg Isaak na het eten.