22. Maar Abram weigerde: ‘Ik zweer bij de Here God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde:
23. nog geen schoenveter zal ik van u aannemen, anders kunt u later zeggen: “Ik heb Abram rijk gemaakt.”
24. Het enige dat ik kan aannemen, is een vergoeding voor wat mijn mannen hebben gegeten. Maar mijn bondgenoten Aner, Eskol en Mamre kunt u wel een deel van de buit geven.’