Het Boek

Galaten 2:3-14 Het Boek (HTB)

3. Zij verlangden zelfs niet van Titus, die immers geen Jood is, dat hij besneden zou worden.

4. Die vraag zou niet eens zijn opgekomen als niet enkele schijnchristenen erop hadden aangedrongen dat hij besneden moest worden. Die waren binnengedrongen om ons te bespioneren en te zien of wij ons wel aan de Joodse wet hielden. Zij probeerden ons weer tot slavernij te brengen, maar als wij één zijn met Christus Jezus, zijn wij vrij!

5. Wij hebben ons door hen geen strobreed in de weg laten leggen, omdat wij absoluut wilden dat u de hele waarheid van het goede nieuws voor altijd zou kennen.

6. De voornaamste leiders van de christenen hadden niets toe te voegen aan de boodschap die ik breng. Het interesseert mij niet wat voor positie die mannen vroeger hadden. Voor God maakt dat geen verschil.

7. Zij zagen in dat het mijn opdracht was het goede nieuws onder de andere volken bekend te maken, zoals het de opdracht van Petrus was het aan de Joden te brengen.

8. God zette Petrus in als apostel voor de Joden en mij als apostel voor de volken die God nog niet kenden.

9. Het was Jakobus, Petrus en Johannes, de belangrijkste mensen in de gemeente, wel duidelijk dat God mij dit werk had gegeven. Zij beschouwden Barnabas en mij als hun broeders en waren het met ons eens: wij zouden naar de andere volken gaan en zij naar de Joden.

10. Het enige wat zij ons op het hart drukten, was de arme christenen in Jeruzalem niet te vergeten. Ik ben me dan ook altijd voor hen blijven inspannen.

11. Maar later, toen Petrus in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet. Want wat hij deed, was niet goed.

12. Eerst had hij namelijk samen met niet-Joodse christenen gegeten, maar toen er enkele Joden uit de groep van Jakobus kwamen, deed hij dat niet meer en at voortaan apart. Hij was bang dat die mannen, die de besnijdenis zo belangrijk vonden, kritiek op hem zouden hebben.

13. De andere Joodse christenen, en zelfs Barnabas, deden mee met hun huichelarij.

14. Ik zag in dat dit in strijd was met het goede nieuws. Daarom zei ik tegen Petrus waar iedereen bij was: ‘Petrus, u bent een Jood van geboorte. Hoe kunt u van anderen eisen dat zij als Joden gaan leven, als u zelf niet volgens de Joodse wetten leeft?’