Het Boek

Ezechiël 44:9-21 Het Boek (HTB)

9. De Oppermachtige Here zegt: “Geen van de vele buitenlanders die zich onder u bevinden, mag mijn heiligdom betreden als hij niet in hart en lichaam is besneden.

10. En de Levieten die Mij de rug toekeerden toen Israël van God afdwaalde en de afgoden achternaging, moeten worden gestraft voor hun ontrouw.

11. Zij mogen tempelwachters en poortwachters zijn, zij mogen de dieren slachten die de mensen als brandoffers brengen en zij mogen de mensen de helpende hand bieden.

12. Maar omdat zij het volk aanmoedigden andere goden te gaan vereren en Israël op die manier zwaar liet zondigen, heb Ik plechtig gezworen dat zij zullen worden gestraft,” stelt de Oppermachtige Here.

13. “Zij mogen niet in mijn nabijheid komen om Mij als priester te dienen, zij mogen geen van mijn heilige voorwerpen aanraken, want zij zullen de schande moeten dragen voor alle zonden die zij tegen Mij hebben bedreven.

14. Wel blijven zij de hulpkrachten van de tempel en mogen onderhoudswerkzaamheden verrichten en het volk op alle mogelijke manieren helpen.

15. De nakomelingen van Zadok uit de stam van Levi bleven echter gewoon hun priestertaak in de tempel vervullen toen het volk Mij in de steek liet voor afgoden. Deze mannen zullen mijn dienaars zijn: zij zullen voor Mij staan om het bloed en het vet van de offers aan Mij te offeren,” zegt de Oppermachtige Here.

16. “Zij zullen mijn heiligdom binnengaan en naar mijn tafel komen om Mij te dienen, zij zullen Mij dienen op de manier, zoals Ik wil.

17. Als zij door de poort naar de binnenste voorhof gaan, mogen zij uitsluitend linnen kleding dragen. Zij mogen geen wollen kleding dragen tijdens hun dienst in de binnenste voorhof of in de tempel.

18. Zij moeten linnen tulbanden en broeken dragen, geen kleding waarin zij kunnen zweten.

19. Als zij terugkeren naar de buitenste voorhof, moeten zij de kleren uittrekken die zij tijdens hun dienst dragen en deze in de heilige vertrekken achterlaten. Daarna moeten zij andere kleren aantrekken. Anders zouden zij de mensen heiligen met wie ze in aanraking komen.

20. Zij mogen hun haar niet te lang laten groeien en ook niet laten afscheren. Het is hun alleen toegestaan hun haar kort te houden.

21. Geen enkele priester mag wijn drinken voordat hij de binnenste voorhof ingaat.