Het Boek

Ezechiël 36:13-24 Het Boek (HTB)

13. De Oppermachtige Here zegt: “De andere volken beledigen u nu door te zeggen: ‘Israël is een land dat zijn kinderen verslindt!’

14. Maar dit zullen zij niet lang meer zeggen. Het aantal geboorten zal stijgen en de kindersterfte zal sterk afnemen,” zegt de Here.

15. “Die heidense volken zullen niet langer hatelijke opmerkingen tegen u maken, want door u zal mijn volk niet meer beroofd worden van zijn kinderen,” zegt de Oppermachtige Here.’

16. Toen gaf de Here mij de volgende woorden door:

17. ‘Mensenzoon, toen het volk Israël nog in zijn eigen land woonde, verontreinigde het zijn land met wandaden. Zijn afgoderij was Mij een doorn in het oog.

18. De Israëlieten besmeurden het land met moord en afgodenverering en daarom goot Ik mijn toorn over hen uit.

19. Ik verbande hen naar vele landen, op die manier heb Ik hen gestraft voor hun goddeloze levenswijze.

20. Maar toen zij onder de volken waren verstrooid, brachten ze mijn heilige naam in opspraak, omdat de volken zeiden: “Dit zijn de onderdanen van God en Hij kon hen niet eens beschermen tegen het onheil?”

21. Ter wille van mijn heilige naam, die door mijn volk overal ter wereld ontheiligd is, zal Ik ingrijpen.

22. Zeg daarom tegen het volk Israël: de Oppermachtige Here zegt: “Ik breng u weer terug, maar niet omdat u dat hebt verdiend. Ik doe het om mijn heilige naam te beschermen, die u onder de volken te schande hebt gemaakt.

23. Ik zal mijn grote naam, die u hebt ontheiligd, eer aandoen en de volken van de aarde zullen daar door weten dat Ik de Here ben. Ik zal in hun ogen worden geëerd door u te bevrijden uit de ballingschap.

24. Want Ik zal u weer terugbrengen naar uw vaderland Israël.