Het Boek

Ezechiël 34:19-25 Het Boek (HTB)

19. Alles wat voor mijn kudde is overgebleven, hebt u vertrapt, alles wat zij te drinken hebben, is water dat u smerig hebt gemaakt.”

20. Daarom zegt de Oppermachtige Here: “Ik zal orde op zaken stellen tussen de vette en de uitgemergelde schapen.

21. Want de vette schapen duwen, jagen en schuiven net zo lang met hun schouders en horens, tot zij mijn zieke en hongerige schapen hebben uiteengedreven.

22. Daarom zal Ik mijn kudde Zelf in veiligheid brengen, zij zal niet langer worden mishandeld. En Ik zal rechtspreken tussen het ene schaap en het andere.

23. En Ik zal één herder aanstellen over mijn kudde en dat is mijn dienaar David. Hij zal hun te eten geven en een herder voor hen zijn.

24. En Ik, de Here, zal hun God zijn en mijn dienaar David zal hun koning zijn. Ik, de Here, heb gesproken.

25. Ik zal een vredesverdrag met hen sluiten en de gevaarlijke wilde dieren uit het land wegjagen, zodat mijn volk veilig kan wonen in de woestijn en ongestoord kan slapen in de bossen.