Het Boek

Ezechiël 27:13-30 Het Boek (HTB)

13. Kooplieden uit Jawan, Tubal en Mesech voeren slaven en koperen gebruiksvoorwerpen aan

14. en uit Bet-Togarma komen tuigpaarden, rijpaarden en muilezels.

15. Van Rhodos komen kooplui naar u toe en vele kustlanden hebt u veroverd als afzetgebied, zij betalen u belasting in de vorm van ivoor en ebbenhout.

16. Edom stuurt zijn kooplieden om een keus te maken uit de vele producten die u verkoopt. Zij brengen smaragd, purper, geverfde stoffen, borduurwerk, fijn linnen en sieraden van parelmoer en robijn.

17. Juda en de steden in het voormalige koninkrijk Israël sturen kooplieden met tarwe uit Minnith, mirre, honing, olie en balsem.

18. En ook met Damascus drijft u handel. Zij brengt wijnen uit Chelbon en witte Syrische wol om die te verhandelen in ruil voor de vele goederen die u hebt aan te bieden.

19. Wedan en Jawan brengen Arabische breiwol, ijzeren smeedwerk, kassie en kalmoes als handelswaren,

20. terwijl Rhodos dure zadeldekens te koop aanbiedt.

21. De Arabieren en Kedars rijke handelskoningen brengen u lammeren, rammen en geiten.

22. De kooplieden uit Seba en Rama zijn van de partij met allerlei specerijen, edelstenen en goud.

23. Ook Haran, Kanneh, Eden, Assur en Kilmad voeren hun waren aan.

24. Op uw marktpleinen bieden zij stoffen aan van hoge kwaliteit: dure gewaden, prachtig geborduurde kleden en veelkleurige vloerkleden met kunstig geknoopte koorden.

25. De schepen van Tarsis vormen uw zeekaravanen, de opslagplaatsen op uw eiland zijn tot de nok toe gevuld.

26. Maar nu laten uw roeiers het schip midden op zee in een storm terechtkomen! Uw machtige vaartuig vecht wanhopig tegen de rukwinden uit het oosten, maar midden op zee gaat u ten onder.

27. Alles is verloren. Uw rijkdommen en koopwaren, uw zeelui en uw loodsen, uw scheepsbouwers en kooplieden en soldaten en de hele bemanning zinken in zee weg op de dag van uw ondergang.

28. De omringende steden aan de kust beven wanneer zij het vertwijfelde geschreeuw van uw zeelieden horen.

29. Al uw zeelui verlaten het schip, gaan aan land en kijken toe.

30. Zij huilen bitter om u en gooien stof over hun hoofden en wentelen zich in de as.