15. Hierna sprak de Here opnieuw in een boodschap tegen mij en Hij zei:
16. ‘Mensenzoon, door een plotselinge dood ga Ik van u wegnemen wat u het dierbaarst is. Toch moet u niets van uw verdriet laten blijken. Huil niet, verberg uw tranen.
17. U mag zuchten, maar alleen zachtjes. U mag niet openlijk rouwen, ontbloot uw hoofd of uw voeten niet en neem het voedsel niet aan dat meelevende vrienden u brengen.’
18. 's Morgens vertelde ik dit aan de mensen en die avond stierf mijn vrouw. De volgende ochtend deed ik alles wat de Here mij had opgedragen.
19. Toen zeiden de mensen: ‘Wat heeft dit allemaal te betekenen? Wat probeert u ons nu weer duidelijk te maken?’
20-21. Ik gaf als antwoord: ‘De Here droeg mij op tegen het volk van Israël te zeggen: “Ik zal mijn tempel, de kracht van uw volk, uw lievelingsgebouw, verwoesten. En uw zonen en dochters die in Jeruzalem zijn achtergebleven, zullen met het zwaard worden afgeslacht.