Het Boek

Exodus 39:13-30 Het Boek (HTB)

13. op de vierde rij chrysoliet, onyx en jaspis. Alle stenen waren in een gouden zetting gevat.

14. De stenen waren gegraveerd als een zegel, met op elke steen de naam van een van de twaalf stammen van Israël.

15-18. Om de borsttas aan het priesterkleed te bevestigen, werd aan elk schouderstuk van het priesterkleed een gouden ring gemaakt. Twee gevlochten gouden kettinkjes liepen van die ringen naar twee ringen aan de bovenste rand van de borsttas.

19. Twee andere gouden ringen werden vastgemaakt aan de onderste rand van de borsttas, bij het priesterkleed.

20. Laag op de schouderstukken van het priesterkleed werden ook twee gouden ringen bevestigd, vlak boven de geweven riem.

21. De ringen werden verbonden met behulp van een blauwpurperen koord, zodat de borsttas vastzat op de riem van het priesterkleed en niet kon wegschuiven. Er werd precies zo gewerkt als de Here het Mozes had bevolen.

22. De mantel die onder het priesterkleed werd gedragen, werd geweven van blauwpurper,

23. met een halsopening in het midden. Rond de halsopening zat een stevige rand, zodat hij niet kon inscheuren.

24. De zomen van de mantel werden versierd met granaatappels in blauwpurper, roodpurper en scharlaken, alles getwijnd.

25-26. Ze maakten gouden belletjes en zetten die tussen de granaatappels, om en om, op de zoom van de mantel die Aäron bij zijn dienst droeg. Precies zoals de Here Mozes had bevolen.

27. De onderkleden voor Aäron en zijn zonen werden geweven van fijn linnen.

28-29. Van hetzelfde fijne linnen werden de tulband, de hoofddoeken en de broeken gemaakt. De gordel werd geweven van blauwpurper, roodpurper en scharlaken, zoals de Here Mozes had opgedragen.

30. Als laatste maakten zij de gouden plaat die op de voorkant van de tulband moest worden gedragen en graveerden daarin de woorden: ‘De heiligheid van de Here.’