Het Boek

Exodus 10:13-25 Het Boek (HTB)

13. Toen strekte Mozes zijn staf uit over het land Egypte. De Here liet de wind naar het oosten draaien en deze woei een volle dag en nacht uit die richting.

14. 's Morgens voerde die wind grote hoeveelheden sprinkhanen mee over het hele land en zij streken neer. Nooit tevoren had Egypte zo'n enorme sprinkhanenzwerm gezien en zo een zou er ook nooit meer komen.

15. De sprinkhanen bedekten elke centimeter grond en vraten alle gewassen en vruchten op die de hagel had laten staan. Nergens was nog een groen blaadje te vinden.

16. Haastig ontbood de farao Mozes en Aäron en hij zei: ‘Ik heb gezondigd tegen de Here, uw God, en tegen u.

17. Vergeef mij nog één keer en bid de Here, uw God, of Hij deze vreselijke plaag wil doen ophouden.’

18. Mozes verliet de farao en bad tot de Here.

19. Als antwoord op Mozes' gebed liet de Here de wind naar het westen draaien zodat de sprinkhanen werden meegenomen naar de Rietzee, waar ze allemaal verdronken. In heel Egypte was geen sprinkhaan meer te vinden!

20. Maar de Here zorgde ervoor dat de farao koppig bleef en deze liet het volk nog steeds niet gaan.

21. Daarna zei de Here tegen Mozes: ‘Steek uw hand omhoog naar de hemel en er zal een volledige duisternis over Egypte komen.’

22. Mozes stak zijn hand uit naar de hemel en het werd aardedonker in het land, drie dagen lang!

23. Gedurende die tijd kon niemand een hand voor ogen zien en zelfs niet opstaan om iets te doen. Maar bij de Israëlieten was het volop licht.

24. Ten slotte riep de farao Mozes bij zich en zei: ‘Ga maar en aanbid de Here. Maar laat wel de runderen en het kleinvee achter, de kinderen mogen meegaan.’

25. Dat weigerde Mozes: ‘Wij moeten al ons vee meenemen als offers voor onze Here.