Het Boek

Esther 4:7-17 Het Boek (HTB)

7. Mordechai vertelde hem het hele verhaal. Hij noemde ook precies het bedrag dat Haman had beloofd aan de koninklijke schatkist te zullen schenken voor het uitmoorden van de Joden.

8. Ook gaf hij Hathach een afschrift van het koninklijk besluit om de Joden uit te roeien. ‘Laat dit aan Esther zien,’ zei hij. ‘Leg haar uit wat er is gebeurd. Laat haar naar de koning gaan en hem om genade smeken voor haar volk.’

9. Hathach bracht Mordechai's woorden over aan Esther.

10. Zij stuurde hem opnieuw naar Mordechai met de volgende boodschap:

11. ‘Iedereen weet dat als iemand, man of vrouw, zonder geroepen te zijn naar de koning gaat in de binnenste voorhof, hij gedoemd is te sterven. Tenzij de koning hem zijn gouden scepter aanreikt, dan is zijn leven veilig. Het is nu al een maand geleden sinds ik bij de koning ben geroepen.’

12. Mordechai liet het volgende antwoord geven:

13. ‘Denk je dat jij in het paleis aan de dood zult ontsnappen, terwijl alle andere Joden worden vermoord?

14. Als jij in een tijd als deze blijft zwijgen, zullen wij wel op een andere manier gered worden. Maar jij en je familie zullen omkomen. En wie weet of jij niet juist met het oog op deze tijd in het paleis bent terechtgekomen?’

15. Toen liet Esther aan Mordechai zeggen:

16. ‘Roep alle Joden uit Susan bij elkaar en ga voor mij vasten. Eet of drink niet gedurende drie dagen en nachten. Mijn dienaressen en ik zullen hetzelfde doen. Daarna zal ik, ondanks het verbod, naar de koning gaan. Als ik dan moet sterven, dan zij het zo.’

17. Mordechai deed wat Esther hem had gevraagd.