Het Boek

Efeziërs 4:1-14 Het Boek (HTB)

1. Ik zit gevangen omdat ik de Here dien en vraag u dringend te leven zoals past bij mensen die door de Here geroepen zijn.

2. Wees nederig en vriendelijk, heb geduld met elkaar en verdraag elkaar vol liefde.

3. Doe uw uiterste best de eenheid te bewaren die de Heilige Geest onder u tot stand heeft gebracht, door in vrede met elkaar te leven.

4. Wij horen immers allemaal bij hetzelfde lichaam, wij hebben dezelfde Geest, wij verwachten dezelfde heerlijke toekomst, omdat God ons heeft geroepen.

5. Er is maar één Heer, één geloof en één doop.

6. En wij hebben allemaal één en dezelfde God en Vader, die boven ons allen staat, die in ons allen is en door ons allen werkt.

7. Maar ieder van ons heeft genade gekregen, naar de mate waarin Christus die gegeven heeft.

8. In de Boeken staat immers: ‘Hij is naar de hemel gegaan en heeft gevangenen meegenomen, en hij gaf geschenken aan de mensen.’

9. Er staat ‘naar de hemel gegaan.’ Daaruit blijkt dus dat Hij ook is afgedaald naar de aarde.

10. Hij is naar de aarde afgedaald en weer naar de hemel opgestegen, om alles overal, van hoog tot laag, met zijn aanwezigheid te vullen.

11. Christus heeft sommigen aan de Gemeente gegeven die apostel zijn, anderen die namens Hem spreken; sommigen die het goede nieuws aan ongelovigen vertellen, anderen die de christenen geestelijk verzorgen en weer anderen die onderwijzen.

12. Met elkaar moeten zij de christenen klaarmaken om God te dienen, zodat de Gemeente, het lichaam van Christus, zal groeien en sterk en volwassen zal worden.

13. Het doel daarvan is dat wij ten slotte volledig één zullen zijn, door ons gemeenschappelijk geloof en doordat wij de Zoon van God allemaal even goed kennen. Dan zullen wij volledig mens zijn, volwassen geworden door alles wat Christus in ons heeft gedaan.

14. Wij zullen dan niet langer als kinderen zijn, die zomaar van gedachten veranderen. Wij laten ons dan ook niet meer door van alles beïnvloeden. Ook niet door de verkeerde leer van slimme mensen die ons op een dwaalspoor willen brengen.