Het Boek

Deuteronomium 1:22-27 Het Boek (HTB)

22. Maar u zei: “Laten wij eerst spionnen vooruit sturen. Die kunnen bepalen welke route wij het best kunnen volgen en welke steden wij het eerst moeten veroveren.”

23. Dit leek mij een goed idee en ik koos twaalf spionnen uit, van elke stam één.

24-25. Zij trokken over de heuvels, verkenden het dal Eskol en kwamen terug met vruchten die daar groeiden. Eén blik was genoeg om ons ervan te overtuigen dat het inderdaad een goed land was dat de Here, onze God, zou geven. Ook hun verslag bevestigde dat.

26. Maar u weigerde het land binnen te trekken en het bevel van de Here te gehoorzamen.

27. U mopperde en klaagde in uw tenten en zei: “De Here moet ons haten, anders had Hij ons niet hierheen gebracht vanuit Egypte om ons door de Amorieten te laten afslachten.