7. Vroeger, voor uw bekering, deed u deze dingen ook,
8. maar nu mag er bij u geen sprake meer zijn van bitterheid, woede en boosaardigheid, van roddel en vuile taal.
9. Lieg niet tegen elkaar, dat hoorde bij uw oude leven, waarmee u hebt afgerekend.
10. Maar nu bent u een nieuwe mens, die nog steeds groeit en God beter leert kennen. Zo zult u meer en meer gaan lijken op God, die u gemaakt heeft.