Het Boek

2 Samuël 7:10-11-27 Het Boek (HTB)

10-11. Ik heb een vaderland uitgekozen voor mijn onderdanen dat zij nooit hoeven te verlaten. Het zal hun eigen land zijn, waarin de heidense volken hen niet meer zullen lastigvallen, zoals in de tijd toen de richters mijn volk regeerden. Er zullen geen vijanden meer tegen u optrekken en Ik zal u een rijk nageslacht geven!

12. Want wanneer u sterft, zal Ik een van uw eigen zonen op uw troon zetten en Ik zal zijn koninkrijk sterk maken.

13. Hij is degene die een tempel voor Mij zal bouwen. Het zal een huis zijn waaraan Ik mijn naam verbind. En zijn koninkrijk zal Ik tot in eeuwigheid laten voortduren.

14. Ik zal zijn vader zijn en hij zal mijn zoon zijn. Als hij zondigt, zal Ik andere volken gebruiken om hem te straffen,

15. maar Ik zal mijn liefde en vriendschap niet van hem terugtrekken zoals Ik dat bij uw voorganger Saul deed.

16. Uw familie zal voor eeuwig dit koninkrijk regeren. Uw troon zal niet wankelen.” ’

17. Nathan zocht David op en vertelde hem wat de Here had gezegd.

18. Toen ging David de tent binnen, knielde voor de ogen van de Here neer en bad: ‘O Here God, waarom hebt U uw zegeningen uitgestrooid over mij en mijn nageslacht?

19. En nu U mij dat allemaal hebt gegeven, zegt U ook nog dat U mijn geslacht voor altijd wilt laten regeren!

20. Wat kan ik verder nog zeggen? Here God, U kent mij, uw dienaar, immers door en door.

21. U doet al deze dingen omdat U het hebt beloofd en omdat U ze ook wilt doen!

22. O Here God, wat bent U groot! Wij hebben nooit gehoord over een andere God zoals U. En er is ook geen andere God buiten U, die ons dit alles hebt bekend gemaakt.

23. Welk ander volk op aarde heeft zulke zegeningen ontvangen als uw volk Israël? Want U hebt uw uitverkoren volk gered om uw naam eer te geven. U hebt grote wonderen gedaan en Egypte en haar goden verslagen.

24. U koos Israël voor altijd als uw volk en U werd onze God.

25. Here God, doe dan wat U beloofde aan mij en mijn nageslacht.

26. Ik bid dat U voor eeuwig zult worden geëerd omdat U de God van Israël bent en mijn nageslacht voor U bewaard zal blijven.

27. Want U hebt mij geopenbaard, o Here van de hemelse legers, God van Israël, dat ik de eerste ben van een gezegend nageslacht, daarom ben ik zo vrijmoedig geweest dit gebed uit te spreken.