Het Boek

2 Samuël 2:23-32 Het Boek (HTB)

23. Maar hij weigerde weg te gaan, daarom stak Abner hem met het botte eind van zijn speer in de buik. De speer doorboorde zijn lichaam en kwam er van achteren weer uit. Asaël zakte in elkaar en stierf. Ieder die er langs kwam, bleef stilstaan.

24. Toen zetten Joab en Abisaï de achtervolging op Abner in. De zon ging al onder toen zij aankwamen bij de heuvel Amma, die vlakbij Giach lag, langs de weg naar de woestijn van Gibeon.

25. Abners strijders van de stam van Benjamin hergroepeerden zich op de top van die heuvel.

26. Abner schreeuwde Joab toe: ‘Moeten onze zwaarden elkaar voor altijd blijven doden? Wanneer zegt u eindelijk uw mensen dat zij moeten ophouden hun broeders te achtervolgen?’

27. Joab riep terug: ‘Ik zweer bij God dat wij vanmorgen de achtervolging al zouden hebben gestaakt, als u dit eerder had gezegd.’

28. Vervolgens blies hij op zijn trompet. Dat was voor zijn mannen het teken de achtervolging te staken.

29. Die nacht trokken Abner en zijn mannen zich terug door het dal van de Jordaan, staken de rivier over en trokken verder tot zij bij Machanaïm aankwamen.

30. Joab en zijn mannen gingen eveneens terug naar huis en toen hij zijn gesneuvelden telde, merkte hij dat naast Asaël slechts negentien mannen gedood waren.

31. Maar onder Abners mannen waren driehonderdzestig doden gevallen, allemaal Benjaminieten.

32. Joab en zijn mannen namen Asaëls lichaam mee naar Bethlehem en begroeven hem naast zijn vader. Daarna trokken zij de hele nacht door en kwamen bij het aanbreken van de morgen in Hebron aan.