Het Boek

2 Samuël 17:11-29 Het Boek (HTB)

11. Wat ik voorstel, is dat u het hele Israëlitische leger mobiliseert en zelfs de mannen uit Dan en Berseba op de been brengt, zodat u een enorme troepenmacht tot uw beschikking hebt. Ik denk ook dat u zelf de leiding van de troepen in handen moet nemen.

12. Als wij hem dan vinden, kunnen wij hem gemakkelijk overvallen en zijn hele leger vernietigen, zodat niemand in leven blijft.

13. Als David erin mocht slagen zich in een stad in veiligheid te brengen, kunnen wij met touwen de stadsmuren naar de dichtstbijzijnde rivier trekken en ze daarin gooien, zodat er geen steen meer overblijft.’

14. Daarna zeiden Absalom en alle mannen van Israël: ‘Het advies van Husai lijkt ons beter dan dat van Achitofel.’ Want de Here had het zo geregeld dat het advies van Achitofel werd verworpen, ook al was dat een beter plan. Op die manier kon Hij een ramp over Absalom brengen.

15. Husai bracht naderhand verslag uit bij de priesters Zadok en Abjathar. Hij vertelde hun over het advies van Achitofel en wat hij daar tegenin had gebracht.

16. ‘Snel,’ zei hij. ‘Zoek David op en zeg hem dat hij vanavond niet bij de doorwaadbare plaats in de Jordaan kan blijven. Hij moet onmiddellijk oversteken en de woestijn aan de overzijde intrekken. Als hij dat niet doet, zullen hij en zijn hele leger sterven.’

17. Jonathan en Ahimaäz zaten ondertussen bij En-Rogel, want zij konden zich niet in de stad vertonen. Een slavin bracht hun de mededelingen, die zij op hun beurt naar koning David moesten brengen.

18. Een jongen zag hen echter toen zij En-Rogel verlieten op weg naar David en hij vertelde dat aan Absalom. Ze wisten echter te ontsnappen naar Bachurim, waar een man hen in een waterput op zijn binnenplaats verborg.

19. De vrouw van die man gooide een kleed over de put en legde er graan op te drogen. Zo kwam niemand er achter dat er mensen in die put zaten.

20. Toen Absaloms mannen bij het huis kwamen en haar vroegen of zij Ahimaäz en Jonathan had gezien, vertelde zij hun dat ze de nabijgelegen beek waren overgestoken en verdwenen. Zij zochten nog enige tijd naar de beide vluchtelingen, maar gingen ten slotte onverrichter zake terug naar Jeruzalem.

21. Daarna klommen de beide mannen uit de put en vervolgden hun weg naar koning David. ‘Snel,’ zeiden zij, ‘u moet zo gauw mogelijk de Jordaan oversteken!’ En zij vertelden hem hoe Achitofel had geadviseerd hem gevangen te nemen en te doden.

22. Zo trokken David en zijn metgezellen nog diezelfde nacht de Jordaan over. Voor het aanbreken van de dag stond iedereen op de andere oever.

23. Toen Achitofel merkte dat zijn raad niet werd opgevolgd, zadelde hij zijn ezel, reed naar zijn woonplaats Gilo, gaf zijn familie de laatste instructies en hing zich op. Hij werd naast zijn vader begraven.

24. Korte tijd later kwam David aan in Machanaïm. Ondertussen had Absalom het hele Israëlitische leger op de been gebracht en leidde zijn troepen de Jordaan over.

25. Hij had Amasa als opperbevelhebber aangesteld in de plaats van Joab. Deze Amasa was een achterneef van Joab, zijn vader was de Ismaëliet Jitra en zijn moeder was Abigal, de dochter van Nachas, die een zuster was van Joabs moeder Seruja.

26. Absalom en zijn mannen sloegen hun kamp op in het land Gilead.

27. Toen David in Machanaïm aankwam, werd hij gastvrij ontvangen door Sobi, de zoon van Nachas uit Rabba, een Ammoniet, en door Machir, de zoon van Ammiël uit Lodebar, en door Barzillai, een Gileadiet uit Rogelim.

28. Zij brachten hem en zijn mannen slaapmatten, schalen, potten en pannen, tarwe, gerst, meel, geroosterd koren, bonen, linzen,

29. honing, boter, schapen en kaas. Want zij zeiden: ‘Na zo'n lange mars door de woestijn zult u wel moe zijn en honger en dorst hebben.’