Het Boek

2 Samuël 13:22-30 Het Boek (HTB)

22. Absalom sprak niet met Amnon over deze zaak. Hij haatte hem echter hartgrondig om wat hij zijn zuster had aangedaan.

23-24. Twee jaar later, toen Absaloms schapen werden geschoren in Baäl-Hazor in Efraïm, nodigde Absalom zijn vader en al zijn broers uit het schaapscheerdersfeest bij te wonen.

25. De koning ging echter niet op de uitnodiging in. ‘We kunnen toch niet allemaal komen, mijn jongen, we zouden je maar tot last zijn,’ zei hij. Absalom probeerde hem over te halen, maar hij wilde niet komen, al bedankte hij Absalom wel voor de uitnodiging.

26. ‘Als u dan niet wilt komen,’ opperde Absalom, ‘kunt u mijn broer Amnon dan niet sturen?’ ‘Waarom Amnon?’ vroeg de koning.

27. Absalom bleef echter aandringen tot de koning toegaf en al zijn zonen toestemming gaf te gaan, ook Amnon.

28. Intussen instrueerde Absalom zijn mannen: ‘Wacht tot Amnon dronken wordt en dood hem dan op mijn teken. Wees niet bang. Ik neem de verantwoording op me. Vat moed en voer mijn opdracht uit!’

29. Zo werd Amnon vermoord. De andere zonen van de koning sprongen op hun muildieren en gingen er vandoor.

30. Terwijl zij nog onderweg waren naar Jeruzalem, kreeg de koning de boodschap: ‘Absalom heeft al uw zonen gedood, niemand is in leven gebleven!’