Het Boek

2 Samuël 1:11-27 Het Boek (HTB)

11. David en zijn mannen scheurden hun kleren van verdriet toen zij dit hoorden.

12. Zij treurden, huilden en vastten de hele dag om Saul, zijn zoon Jonathan en de mannen van Israël die die dag waren gesneuveld.

13. Toen zei David tegen de jongeman die het nieuws had gebracht: ‘Waar komt u vandaan?’ En hij antwoordde: ‘Ik ben een Amalekiet.’

14. ‘Waarom hebt u niet geweigerd de koning te doden? Hij was immers een gezalfde van de Here!’ wilde David weten.

15. Direct daarop beval hij een van zijn jonge mannen: ‘Dood hem!’ Deze deed dat.

16. ‘Dat is uw verdiende loon,’ zei David, ‘want u zei zelf dat u de door God gezalfde koning hebt gedood.’

17-18. En David schreef een klaaglied voor Saul en Jonathan, waarna hij opdracht gaf dat het aan alle mensen in Juda moest worden geleerd. De tekst hiervan is opgenomen in het Boek van de Oprechte.

19. ‘Och Israël, uw trots en vreugde liggen levenloos op de heuvels, machtige helden zijn gevallen.

20. Vertel het niet aan de Filistijnen, want het zou hun plezier doen. Verberg het voor de steden Gath en Askelon, zodat de heidense volken geen leedvermaak zullen hebben.

21. O bergen van Gilboa, laat geen regen of dauw meer op u vallen en laat de graanoogst niet meer rijpen op uw hellingen. Want de machtige Saul is op die plaats gedood. Het schild van Gods uitverkoren koning is daar weggeworpen.

22. Vele vijanden verloren hun leven en helden werden geveld: Jonathans boog en Sauls zwaard misten hun doel nooit.

23. Wat waren zij geliefd en bemind, Saul en Jonathan! Samen leefden zij en samen stierven zij. Zij waren sneller dan arenden en sterker dan leeuwen.

24. Huil nu om Saul, vrouwen van Israël. Hij maakte u rijk met prachtige kleren en gouden sieraden.

25. Deze moedige helden sneuvelden in het heetst van de strijd. Jonathan stierf in de heuvels.

26. Ik huil om u, mijn broeder Jonathan. Wat hield ik veel van u! Uw liefde voor mij was niet te vergelijken met de liefde van vrouwen!

27. Helaas, onze helden zijn gevallen. Beroofd van hun wapens verloren zij hun leven.’