Het Boek

2 Kronieken 28:5-20 Het Boek (HTB)

5. Daarom zorgde de Here God dat de koning van Syrië hem versloeg en grote aantallen van zijn onderdanen deporteerde naar Damascus. Bovendien verloren grote delen van zijn troepen het leven in de strijd tegen het leger van Israël.

6. Op één dag doodde Remalia's zoon Pekah honderdtwintigduizend van Achaz' moedigste strijders. En dat kwam alleen doordat zij zich hadden afgekeerd van de Here, de God van hun voorouders.

7. Zichri, een geducht krijgsman uit Efraïm, doodde Maäseja, de zoon van de koning, de hofmaarschalk Azrikam en Elkana, na de koning de machtigste man in Juda.

8. De Israëlitische troepen namen tweehonderdduizend Judese vrouwen en kinderen gevangen en bemachtigden een enorme buit. Dat alles brachten zij naar Samaria.

9. Maar in Samaria bevond zich een profeet van de Here, Oded genaamd, hij ging het terugkerende leger tegemoet. ‘Kijk,’ riep hij. ‘De Here, de God van uw voorouders, was toornig op Juda en liet toe dat u de overwinning behaalde. U hebt hen echter genadeloos afgeslacht en daarin bent u veel te ver gegaan.

10. En bent u nu van plan deze inwoners van Juda en Jeruzalem tot slaven te maken? Maar hoe zit het dan met uw eigen zonden tegen de Here, uw God?

11. Luister naar mij en laat deze verwanten van u naar huis terugkeren, want de verschrikkelijke toorn van de Here is nu al tegen u gericht.’

12. Enkele vooraanstaande mannen van Efraïm vielen hem bij. Onder hen bevonden zich Azarja, de zoon van Johanan, Berechja, de zoon van Mesillemoth, Jehizkia, de zoon van Sallum, en Amasa, de zoon van Hadlai.

13. ‘U mag die gevangenen niet hier houden!’ vonden zij. ‘Als we dat doen, maken we onze schuld tegenover de Here alleen maar groter en stapelen we de ene zonde op de andere. We hebben zonder dat al genoeg schuld ten opzichte van God en zijn toorn is nu al op ons gericht.’

14. Daarop lieten de soldaten de gevangenen vrij en gaven de bezittingen terug in het bijzijn van de officieren en het volk.

15. De vier bovengenoemde mannen deelden meteen buitgemaakte kleding uit aan de vrouwen en kinderen die het nodig hadden en gaven hun bovendien schoeisel, voedsel en drinken. Ook behandelden zij sommigen met geneeskrachtige zalf. Zieken en bejaarden werden op ezels gezet en allen werden teruggebracht naar hun gezinnen in Jericho, de stad van de palmbomen. Daarna keerden hun begeleiders terug naar Samaria.

16-17. In diezelfde tijd vroeg koning Achaz van Juda de koning van Assyrië om hulp in de strijd tegen de legers van Edom. Edom was namelijk Juda binnengevallen en had vele inwoners gevangen en meegenomen.

18. Tegelijkertijd waren de Filistijnen het laagland en het gebied in het zuiden binnengevallen. Zij hadden de steden Bet-Sémes, Ajalon, Gederoth, Socho, Timna en Gimzo en alle bij die steden behorende dorpen veroverd en waren er gaan wonen.

19. De Here liet Juda op die manier merken dat de goddeloze daden van koning Achaz van Israël niet ongestraft werden gelaten. Hij had heel Juda op het zondige pad gebracht en was ontrouw geworden aan de Here.

20. Maar toen koning Tiglatpileser van Assyrië arriveerde, bracht hij koning Achaz juist in moeilijkheden in plaats van hem te helpen.