Het Boek

2 Kronieken 25:1-12 Het Boek (HTB)

1. Amazia was vijfentwintig jaar toen hij koning werd en regeerde negenentwintig jaar vanuit Jeruzalem. Zijn moeder heette Joaddan en was een geboren Jeruzalemse.

2. Hij deed wat goed was, maar lang niet altijd uit volle overtuiging.

3. Toen hij eenmaal de macht stevig in handen had, liet hij de mannen die zijn vader hadden vermoord, terechtstellen.

4. Hun kinderen doodde hij echter niet, want hij hield zich aan het gebod van de Here in de wet van Mozes dat de vaders niet hoefden te sterven voor de zonden van hun kinderen, noch de kinderen voor de zonden van hun vaders. Nee, iedereen moet boeten voor zijn eigen zonden.

5-6. Amazia ging ook over tot een reorganisatie van het leger en wees legerofficieren aan voor elke familie uit Juda en Benjamin. Daarna hield hij een telling en kwam tot de slotsom dat hij kon beschikken over driehonderdduizend mannen van twintig jaar en ouder. Deze waren allemaal goed geoefend en konden uitstekend overweg met de speer en het grote schild. Tevens trok hij ongeveer drieduizend kilo zilver uit om honderdduizend ervaren huurlingen uit Israël te werven.

7. Maar toen kwam een profeet met de volgende boodschap van de Here: ‘Koning, huur geen troepen uit Israël, want de Here is niet van plan hen te helpen, nee, niemand uit Efraïm zal Hij helpen.

8. Als u hen toch met uw troepen de oorlog laat ingaan, zult u worden verslagen, ongeacht de kwaliteit en moed van uw manschappen. God heeft de macht om te helpen en om te laten mislukken.’

9. ‘Maar het geld dan?’ protesteerde Amazia. ‘Dat ben ik dan ook kwijt.’ Waarop de profeet antwoordde: ‘De Here kan u veel meer geven dan dat.’

10. Amazia stuurde ten slotte de huurlingen terug naar Efraïm. Die waren erg kwaad op Juda en gingen woedend naar huis.

11. Amazia zette daarna echter door, leidde zijn leger naar het Zoutdal en doodde daar tienduizend man uit het gebergte Seïr.

12. Nog eens tienduizend mannen werden gevangengenomen, naar de rand van een afgrond gebracht en naar beneden gegooid, waar zij te pletter vielen.