Het Boek

2 Kronieken 19:1-8 Het Boek (HTB)

1. Koning Josafat keerde heelhuids terug naar huis,

2. waar de profeet Jehu, de zoon van Hanani, hem opwachtte. ‘Moet u goddelozen helpen en als vriend omgaan met mensen die de Here haten?’ vroeg Jehu hem. ‘Door wat u hebt gedaan, hebt u zich Gods toorn op de hals gehaald!

3. Toch zijn er nog goede dingen aan u, zoals het feit dat u de schandelijke afgoden uit het land hebt verwijderd en hebt geprobeerd de Here trouw te zijn.’

4. Josafat bleef vanaf die tijd in Jeruzalem. Hij mengde zich nu meer onder zijn eigen mensen en enige tijd later reisde hij van Berseba tot het heuvelland van Efraïm om hen aan te moedigen opnieuw de God van hun voorouders te vereren.

5. Hij stelde in alle grotere steden van het land rechters aan

6. en gaf die de volgende instructies: ‘Denk goed na bij alles wat u doet, want God heeft u aangesteld, niet ik. Hij zal u terzijde staan en u helpen bij het vormen van een rechtvaardig oordeel wanneer zaken aan u worden voorgelegd.

7. Maak niet de afschuwelijke fout een andere beslissing uit te spreken dan die God u opdraagt. Want onder Gods rechters mag geen sprake zijn van onrechtvaardigheid, partijdigheid of omkoperij!’

8. Ook in Jeruzalem vestigde koning Josafat rechtbanken, waarin de Levieten, de priesters en de familiehoofden als rechters fungeerden.