Het Boek

2 Korinthiërs 8:16-24 Het Boek (HTB)

16. Ik ben God dankbaar dat Titus zich net zo voor u inspant als ik.

17. Hij ging graag in op mijn voorstel u nog eens te bezoeken, al zou hij toch wel gekomen zijn, omdat hij erg naar u verlangt.

18. En ik stuur een andere, bekende broeder met hem mee, die in alle gemeenten wordt gewaardeerd voor het werk dat hij doet voor het goede nieuws.

19. Hij is de man die door de gemeenten werd aangewezen om, samen met mij, de opbrengst van de collecten naar Jeruzalem te brengen. Daardoor wordt de Here geëerd en blijkt dat wij, als gelovigen, ons best doen om elkaar te helpen.

20. Door samen te reizen, nemen hij en ik elk wantrouwen weg. Want wij willen in geen geval dat iemand iets kan aanmerken op de manier waarop wij deze grote bedragen beheren.

21. God weet dat wij eerlijk zijn, maar wij vinden dat alle mensen dat ook moeten weten. Daarom hebben wij het een en ander zo geregeld.

22. Ik stuur nog een broeder met Titus mee. Iemand van wie wij uit ervaring weten dat hij oprecht en serieus is. Hij wil heel graag mee, omdat ik hem heb verteld hoe gul u bent als er geholpen moet worden.

23. Als iemand onder u vraagt wie Titus eigenlijk is, zeg dan dat hij mijn medewerker is. Hij helpt mij u te dienen. Wat de twee andere broeders betreft, die vertegenwoordigen de gemeenten, en wat zij doen is tot eer van Christus.

24. Laat hun zien hoeveel u van hen houdt. De gemeenten die hen gezonden hebben, zullen daarover horen en dat bevestigt dat wij niet zonder reden hoog van u hebben opgegeven.