Het Boek

2 Korinthiërs 3:7-13 Het Boek (HTB)

7. Toch begon het oude verbond, dat tot de dood leidde, met zo'n stralend licht, dat de Israëlieten het niet konden verdragen naar Mozes te kijken. Want terwijl hij hun de wet gaf die zij moesten gehoorzamen, straalde zijn gezicht door de aanwezigheid van God. Maar dat was van voorbijgaande aard.

8. Moeten wij dan niet een veel grotere glans verwachten, nu de Heilige Geest leven geeft?

9. Als het verbond dat tot veroordeling leidt al zo'n glans gaf, hoeveel meer moet dan de glans van het verbond zijn dat de mensen bij God brengt?

10. Sterker nog: de glans die van Mozes' gezicht afstraalde, was een flauw schijnsel vergeleken bij de schitterende glans van het nieuwe verbond.

11. Dus, als het oude verbond, dat toch weer zou verdwijnen, al een hemelse glans had, hoeveel sterker moet dan de glans van Gods nieuwe verbond zijn, omdat dat blijvend is.

12. Omdat wij hiernaar uitzien, kunnen wij Gods boodschap met grote vrijmoedigheid brengen.

13. Dat is een groot verschil met Mozes, die een doek over zijn hoofd droeg, zodat de Israëlieten niet zouden zien dat de glans langzaam van zijn gezicht verdween.