Het Boek

2 Korinthiërs 2:1-7 Het Boek (HTB)

1. ‘Nee,’ zei ik bij mijzelf, ‘ik zal hen niet weer ongelukkig maken door zo'n pijnlijk bezoek.’

2. Als ik u bedroefd maak, wie zal mij dan blij maken? De enigen die dat kunnen doen, bent u. Maar dat gaat niet als ik u verdriet bezorg.

3. Ik heb u in mijn laatste brief een en ander geschreven om te voorkomen dat zij die mij juist grote blijdschap zouden moeten geven, mij verdriet doen. Ik had de stellige overtuiging dat uw geluk afhangt van het mijne.

4. Ik vond het vreselijk die brief te schrijven! Mijn hart brak en ik huilde van verdriet. Ik wilde u helemaal geen pijn doen, maar ik wilde u wel laten weten hoeveel ik van u houd.

5. Besef goed dat de man over wie ik schreef, die al die problemen veroorzaakte, niet zozeer mij verdriet heeft gedaan, als wel u, hoewel ik mijn deel ook heb gehad.

6. Ik wil hem nu niet te zwaar treffen. Hij is door uw gezamenlijke afkeuring al genoeg gestraft.

7. Het is nu tijd om hem te vergeven en te bemoedigen. Anders wordt hij zo verbitterd en ontmoedigd dat hij er nooit meer bovenop komt.