Het Boek

2 Koningen 8:14-26 Het Boek (HTB)

14. Toen Hazaël terugkwam, vroeg de koning hem: ‘En, wat heeft hij u verteld?’ Hazaël antwoordde: ‘Hij zei dat u weer beter zult worden.’

15. Maar de volgende dag doopte Hazaël een deken in water en drukte die op het gezicht van de koning, net zolang tot hij stikte. Zo werd Hazaël koning van Syrië.

16. Koning Joram, de zoon van koning Josafat van Juda, kwam aan de macht in het vijfde regeringsjaar van koning Joram van Israël, de zoon van Achab.

17. Joram van Juda was tweeëndertig jaar toen hij koning werd en hij regeerde acht jaar vanuit Jeruzalem.

18. Maar hij was net zo slecht als Achab en zondigde net zo tegen de Here als de koningen van Israël, hij trouwde zelfs met een van Achabs dochters.

19. Desondanks vernietigde God Juda niet, want Hij had David beloofd zijn nakomelingen te beschermen en te leiden.

20. Tijdens Jorams bewind kwamen de Edomieten in opstand tegen Juda en benoemden een eigen koning.

21. Koning Joram probeerde zonder succes de opstand de kop in te drukken, hij stak de Jordaan over en viel de stad Zaïr aan, maar hij werd al snel omsingeld door het leger van Edom. 's Nachts brak hij door de linies van Edom, zodat zijn leger kon ontkomen.

22. Zo wist Edom tot op de dag van vandaag zijn onafhankelijkheid te behouden. In die tijd kwam ook Libna in opstand.

23. De rest van de geschiedenis van koning Joram is beschreven in de Kronieken van de koningen van Juda.

24-25. Hij stierf en werd begraven op de koninklijke begraafplaats in de Stad van David, het oude gedeelte van Jeruzalem. Zijn zoon Ahazia werd de nieuwe koning. Dat gebeurde in het twaalfde regeringsjaar van koning Joram van Israël, de zoon van Achab.

26. Ahazia was tweeëntwintig jaar toen hij de troon besteeg, maar hij hield het slechts een jaar uit in Jeruzalem. Zijn moeder was Athalia, een kleindochter van koning Omri van Israël.