Het Boek

2 Koningen 4:15-16-27 Het Boek (HTB)

15-16. ‘Roep haar nog eens bij mij,’ droeg Elisa hem op. Zij kwam en bleef in de deuropening staan, terwijl hij tegen haar zei: ‘Volgend jaar om deze tijd zult u een zoon hebben.’ ‘Och, man van God,’ riep zij, ‘maak mij toch niets wijs!’

17. Maar het was waar: de vrouw werd al spoedig zwanger en bracht het volgende jaar een jongetje ter wereld, precies zoals Elisa had voorzegd.

18. Op een dag—de jongen was al wat ouder—zocht hij zijn vader op, die op het land aan het maaien was.

19. Plotseling riep hij: ‘Vader, mijn hoofd, mijn hoofd!’ Zijn vader zei tegen een van de knechten: ‘Breng hem naar huis, naar zijn moeder.’

20. De jongen werd thuisgebracht en zijn moeder nam hem op schoot. Maar rond het middaguur stierf hij.

21. Zij legde hem op het bed van de profeet en deed de deur van de kamer op slot.

22. Daarna stuurde zij haar man de boodschap: ‘Stuur een van de knechten met een ezel hierheen. Ik moet zo snel mogelijk naar de profeet. Ik ben zo weer terug!’

23. ‘Waarom vandaag?’ vroeg hij, ‘het is toch geen sabbat of feestdag?’ Maar zij zei: ‘Stil maar. Het is wel goed.’

24. Zij zadelde de ezel en zei tegen de knecht: ‘Snel! Drijf hem zoveel mogelijk op. Als het langzamer moet, zeg ik het je wel.’

25. Toen zij de berg Karmel naderde, zag Elisa haar in de verte en zei tegen Gehazi: ‘Kijk, daar komt de vrouw uit Sunem aan.

26. Loop snel naar haar toe en vraag wat er aan de hand is. Overtuig je ervan dat alles goed is met haar man en kind.’ ‘Ja hoor,’ zei zij tegen Gehazi, ‘alles is goed.’

27. Maar toen zij bij Elisa kwam, viel zij op de grond voor hem neer en greep zijn voeten. Gehazi probeerde haar weg te trekken, maar de profeet zei: ‘Laat haar maar begaan, ze is erg verdrietig en de Here heeft mij niet gezegd wat het is.’