Het Boek

2 Koningen 8:7-20 Het Boek (HTB)

7. Korte tijd later ging Elisa naar Damascus, de hoofdstad van Syrië, waar koning Benhadad ziek lag. Iemand vertelde de koning dat de profeet was aangekomen.

8. Bij het horen van dat nieuws zei de koning tegen Hazaël: ‘Breng een geschenk naar de man van God en verzoek hem de Here te vragen of ik weer beter zal worden.’

9. Hazaël ging met veertig kameelladingen van de beste producten uit Damascus als geschenk naar Elisa en zei tegen hem: ‘Koning Benhadad van Syrië heeft mij gestuurd om u te vragen of hij van deze ziekte zal genezen.’

10. Elisa antwoordde: ‘Ga terug en zeg tegen hem: u zult niet van deze ziekte genezen, want de Here heeft mij laten zien dat u spoedig zult sterven.’

11. Elisa staarde Hazaël net zolang aan tot hij verlegen werd en barstte toen in tranen uit.

12. ‘Wat is er aan de hand, heer?’ vroeg Hazaël hem. Elisa antwoordde: ‘Ik weet welke vreselijke dingen u zult gaan doen met het volk van Israël, u zult hun forten verbranden, de jonge mannen doden, hun kinderen tegen de rotsen doodslaan en de buiken van zwangere vrouwen opensnijden.’

13. ‘Maar ik ben toch een onbelangrijk man!’ zei Hazaël. ‘Zoiets zou ik nooit kunnen doen!’ Maar Elisa zei: ‘De Here heeft mij laten zien dat u koning van Syrië zult worden.’

14. Toen Hazaël terugkwam, vroeg de koning hem: ‘En, wat heeft hij u verteld?’ Hazaël antwoordde: ‘Hij zei dat u weer beter zult worden.’

15. Maar de volgende dag doopte Hazaël een deken in water en drukte die op het gezicht van de koning, net zolang tot hij stikte. Zo werd Hazaël koning van Syrië.

16. Koning Joram, de zoon van koning Josafat van Juda, kwam aan de macht in het vijfde regeringsjaar van koning Joram van Israël, de zoon van Achab.

17. Joram van Juda was tweeëndertig jaar toen hij koning werd en hij regeerde acht jaar vanuit Jeruzalem.

18. Maar hij was net zo slecht als Achab en zondigde net zo tegen de Here als de koningen van Israël, hij trouwde zelfs met een van Achabs dochters.

19. Desondanks vernietigde God Juda niet, want Hij had David beloofd zijn nakomelingen te beschermen en te leiden.

20. Tijdens Jorams bewind kwamen de Edomieten in opstand tegen Juda en benoemden een eigen koning.