Het Boek

1 Samuël 30:15-26 Het Boek (HTB)

15. ‘Kunt u ons naar hen toebrengen?’ vroeg David. De jonge man antwoordde: ‘Als u bij Gods naam zweert mij niet te doden en mij niet aan mijn meester terug te geven, zal ik met u meegaan en u de weg wijzen.’

16. Zo bracht hij hen naar het kamp van de Amalekieten. Dat lag verspreid over de velden en de mannen aten, dronken en dansten van vreugde over de enorme buit die zij hadden geroofd uit het land van de Filistijnen en van Juda.

17. David en zijn mannen stortten zich op hen en richtten die nacht en de hele volgende dag een waar bloedbad aan. De enigen die ontsnapten, waren vierhonderd jonge mannen die er op kamelen vandoor gingen.

18-19. Zo bevrijdde David allen die door de Amalekieten waren ontvoerd. De mannen vonden hun familieleden van jong tot oud terug, evenals al hun bezittingen en David redde ook zijn beide vrouwen.

20. Zijn mannen dreven al het vee bij elkaar en zeiden: ‘Dit is Davids buit!’

21. Toen zij weer bij de beek Besor en de tweehonderd achtergebleven mannen kwamen, begroette David hen uitbundig.

22. Maar de slechten onder Davids mannen mompelden: ‘Zij zijn niet met ons meegegaan en krijgen dus ook niets van de buit. Geef hun hun vrouwen en kinderen terug en zeg dat ze moeten maken dat ze wegkomen.’

23. Maar David zei: ‘Nee, broeders! Het is een geschenk van de Here. Hij heeft ons beschermd en hielp ons de vijand te verslaan.

24. Denkt u dat ook maar iemand het met u eens is? Wij verdelen de buit onder iedereen: degenen die hebben gevochten krijgen evenveel als degenen die onze eigendommen hebben bewaakt.’

25. Vanaf dat moment maakte David dat tot een wet voor heel Israël en deze is nog steeds van kracht.

26. Teruggekomen in Ziklag, stuurde David een deel van de buit naar de leiders van Juda, zijn vrienden. ‘Dit is een geschenk voor u, buitgemaakt op vijanden van de Here,’ schreef hij hun.