Het Boek

1 Samuël 27:1-7 Het Boek (HTB)

1. David bleef echter bij zichzelf denken: ‘Op een dag krijgt Saul mij te pakken als ik in het land Israël blijf. Ik denk dat ik beter naar het gebied van de Filistijnen kan gaan tot Saul het opgeeft en mij niet langer achtervolgt, pas dan ben ik van hem verlost.’

2-3. Zo trokken David en de zeshonderd mannen die bij hem waren met hun gezinnen naar Gath, waar zij onder bescherming van koning Achis konden wonen. David bleef in Gath met zijn twee vrouwen, Ahinoam uit Jizreël en Abigaïl uit Karmel, de weduwe van Nabal.

4. Dat nieuws kwam koning Saul al spoedig ter ore en hij staakte de achtervolging.

5. Op een dag zei David tegen koning Achis: ‘Als u het goedvindt, zouden wij liever in een van de steden op het platteland wonen dan hier in de koninklijke stad. Wij zijn immers slechts uw dienaren.’

6. Achis schonk hem daarom de stad Ziklag, die tot op de dag van vandaag eigendom is van de koningen van Juda.

7. Zij bleven daar een jaar en vier maanden te midden van de Filistijnen wonen.