Het Boek

1 Samuël 22:9-10-16 Het Boek (HTB)

9-10. Toen nam de Edomiet Doëg, die bij Sauls mannen stond, het woord en zei: ‘Toen ik in Nob was, heb ik David zien praten met de priester Achimélech. Achimélech vroeg de Here om raad over wat David moest doen en daarna gaf hij hem voedsel en het zwaard van de Filistijn Goliath.’

11-12. Daarop ontbood koning Saul onmiddellijk Achimélech en zijn hele familie en de andere priesters uit Nob. Toen zij aankwamen, zei Saul tegen hem: ‘Luister eens goed naar mij, zoon van Ahitub!’ ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg de angstige Achimélech.

13. ‘Waarom hebben u en David tegen mij samengezworen?’ wilde Saul weten. ‘Waarom hebt u hem voedsel en een zwaard gegeven en voor hem met God gepraat? Waarom hebt u hem aangemoedigd tegen mij in opstand te komen en mij hier aan te vallen?’

14. ‘Maar koning,’ wierp Achimélech tegen, ‘er is toch zeker niemand onder al uw dienaren die zo trouw is als David? Hij is uw schoonzoon en het hoofd van uw lijfwacht! Wie mag zo vertrouwelijk met u omgaan en geniet zoveel aanzien aan uw hof?

15. Dit was toch zeker niet de eerste keer dat ik God voor hem om raad heb gevraagd? Het is niet eerlijk als u mij en mijn familie hiervan beschuldigt, want ik heb nooit iets geweten van enige samenzwering tegen u.’

16. ‘U zult sterven, Achimélech, samen met uw hele familie,’ schreeuwde de koning.