Het Boek

1 Samuël 22:14-23 Het Boek (HTB)

14. ‘Maar koning,’ wierp Achimélech tegen, ‘er is toch zeker niemand onder al uw dienaren die zo trouw is als David? Hij is uw schoonzoon en het hoofd van uw lijfwacht! Wie mag zo vertrouwelijk met u omgaan en geniet zoveel aanzien aan uw hof?

15. Dit was toch zeker niet de eerste keer dat ik God voor hem om raad heb gevraagd? Het is niet eerlijk als u mij en mijn familie hiervan beschuldigt, want ik heb nooit iets geweten van enige samenzwering tegen u.’

16. ‘U zult sterven, Achimélech, samen met uw hele familie,’ schreeuwde de koning.

17. Hij beval zijn lijfwachten: ‘Dood deze priesters, want zij zijn bondgenoten van David. Zij wisten dat hij voor mij op de vlucht was, maar hebben het mij niet verteld!’ De soldaten weigerden echter de priesters van de Here te doden.

18. Toen wendde de koning zich tot Doëg en zei: ‘Doet u het maar.’ Doëg liep op hen af en doodde de vijfentachtig priesters, die allemaal de linnen priesterkleding droegen.

19. Saul liet ook Nob verwoesten, de stad van de priesters en doodde hun gezinnen: mannen, vrouwen, kinderen en baby's en ook alle ossen, ezels en schapen.

20. Alleen Abjathar, een van de zonen van Achimélech, wist te ontkomen en vluchtte naar David.

21. Toen hij hem vertelde wat Saul had gedaan,

22. riep David uit: ‘Ik had het kunnen weten! Toen ik Doëg daar zag, wist ik dat hij het Saul zou vertellen. Het is mijn schuld dat uw hele familie is uitgemoord.

23. Blijf hier bij mij, ik zal u met mijn eigen leven beschermen. Bij mij bent u veilig.’