Het Boek

1 Samuël 17:4-14-15 Het Boek (HTB)

4. Op een dag kwam Goliath, een kampvechter uit Gath, uit het Filistijnse kamp gelopen tot hij binnen gehoorsafstand van de Israëlitische troepen was. Hij was een reusachtige man met een lengte van bijna drie meter!

5. Hij droeg een koperen helm, een koperen borstpantser van vijfenvijftig kilo en

6. koperen beenkappen. Ook had hij een koperen speer van enige centimeters dik bij zich.

7. De speerpunt was van ijzer en woog meer dan zes kilo. Voor hem uit liep zijn wapenknecht met een reusachtig schild.

8. Hij bleef staan en schreeuwde naar de Israëlieten: ‘Zouden jullie wel optrekken en vechten? Ik vertegenwoordig de Filistijnen, kiezen jullie uit de mannen van Saul ook een vertegenwoordiger, dan zullen wij dit in een man-tegen-man gevecht uitvechten!

9. Als jullie man erin slaagt mij te doden, zullen wij jullie slaven worden! Maar als ik hem dood, moeten jullie onze slaven worden!

10. Ik daag de legers van Israël uit! Stuur mij een man die tegen mij wil vechten!’

11. Toen Saul en zijn mannen dit hoorden, raakten zij ontmoedigd en werden bang.

12. David was de zoon van de hoogbejaarde Isaï, die in Bethlehem in Juda woonde en acht zonen had.

13. De drie oudsten—Eliab, Abinadab en Samma—hoorden al bij Sauls leger dat tegen de Filistijnen moest strijden.

14-15. David was de jongste en maakte deel uit van Sauls staf aan het hof. Hij ging geregeld naar Bethlehem om zijn vader met de schapen te helpen.