Het Boek

1 Samuël 15:8-18 Het Boek (HTB)

8. Hij nam koning Agag van Amalek gevangen. Alle anderen doodde hij.

9. Saul en zijn mannen spaarden echter de beste exemplaren van de schapen en ossen en de vetste lammeren, eigenlijk alles wat zij wel konden gebruiken. Alleen de zwakke dieren en waardeloze voorwerpen vernietigden zij.

10. Toen zei de Here tegen Samuël:

11. ‘Ik heb er spijt van dat Ik Saul ooit koning heb gemaakt, want hij heeft geweigerd Mij te gehoorzamen.’ Samuël was zo geschokt door de woorden van God dat hij de hele nacht tot de Here bleef bidden.

12. De volgende morgen vroeg ging hij op zoek naar Saul. Iemand vertelde hem dat Saul naar de berg Karmel was gegaan om een monument voor zichzelf op te richten en dat hij daarna naar Gilgal was gegaan.

13. Toen Samuël hem ten slotte vond, begroette Saul hem met de woorden: ‘Moge de Here u zegenen. U ziet het, ik heb het bevel van de Here uitgevoerd!’

14. ‘Maar wat heeft dat geblaat van schapen en geloei van ossen dat ik hoor, dan te betekenen?’ vroeg Samuël.

15. ‘Het leger heeft de beste schapen en ossen in leven gelaten,’ gaf Saul toe, ‘maar zij gaan ze offeren aan de Here, uw God, al het andere hebben wij vernietigd.’

16. Maar Samuël legde hem het zwijgen op: ‘Stil! Luister naar wat de Here mij de afgelopen nacht heeft gezegd!’ ‘Wat was dat dan?’ vroeg Saul.

17. Samuël vertelde hem: ‘Toen u nog geen hoge dunk van uzelf had, liet de Here u zalven tot koning van Israël.

18. Hij gaf u een duidelijke opdracht: “Ga en vernietig de boosdoeners, de Amalekieten, tot zij allemaal dood zijn.”