Het Boek

1 Samuël 15:30-35 Het Boek (HTB)

30. Saul drong bij Samuël aan: ‘Ik heb gezondigd, maar alstublieft, eer mij in de ogen van de leiders en het volk door met mij mee te gaan om de Here, uw God, te aanbidden.’

31. Samuël stemde daarin toe en keerde met Saul terug, die zich in aanbidding voor de Here neerboog.

32. Toen zei Samuël: ‘Breng koning Agag bij mij.’ Onbezorgd verscheen Agag voor Samuël, want hij dacht dat hij zou worden gespaard.

33. Samuël zei tegen hem: ‘Net zoals uw zwaard vrouwen van hun kinderen heeft beroofd, zal nu ook úw moeder kinderloos worden.’ Daarna hakte hij hem voor de ogen van de Here in Gilgal in stukken.

34. Samuël ging hierna terug naar Rama en Saul begaf zich naar zijn woonplaats Gibea.

35. Samuël zag Saul hierna nooit weer, maar bleef toch voortdurend om hem treuren. En de Here had er spijt van dat Hij Saul koning over Israël had gemaakt.