Het Boek

1 Samuël 14:44-52 Het Boek (HTB)

44. ‘Ja, Jonathan,’ zei Saul, ‘jij moet sterven. Moge God mij doden als ik je hiervoor niet zou laten sterven.’

45. Maar daarmee waren de troepen het niet eens: ‘Zou Jonathan, die vandaag Israël heeft gered, moeten sterven? Daar komt niets van in! Wij zweren bij het leven van God dat geen haar van zijn hoofd zal worden gekrenkt, want God heeft hem vandaag gebruikt om een machtig wonder te doen.’ Zo redden zij Jonathan van de dood.

46. Saul trok zich daarop met zijn leger terug en de Filistijnen gingen terug naar hun woonplaatsen.

47. Nu Saul zijn positie als koning van Israël had verstevigd, stuurde hij zijn leger uit in alle windrichtingen om te strijden tegen Moab, Ammon, Edom, de koningen van Zoba en de Filistijnen. Waar hij ook maar ging, overal behaalde hij de overwinning.

48. Hij verrichtte grote daden, overwon de Amalekieten en bevrijdde Israël van al diegenen die haar in het verleden hadden aangevallen.

49. Saul had drie zonen: Jonathan, Jiswi en Malkisua. Hij had twee dochters, de oudste heette Merab en de jongste Michal.

50-51. Sauls vrouw heette Ahinoam en was een dochter van Ahimaäz. De bevelhebber van zijn leger was zijn neef Abner, een zoon van zijn oom Ner. Kis en Ner, de vaders van Saul en Abner, waren zonen van Abiël.

52. Gedurende Sauls gehele leven waren de Israëlieten in oorlog met de Filistijnen. Elke keer als Saul een moedige en sterke jongeman tegenkwam, liet hij hem dienst nemen in zijn leger.