Het Boek

1 Samuël 1:6-15-16 Het Boek (HTB)

6. Peninna maakte Hanna het leven nog moeilijker door haar voortdurend te pesten met haar onvruchtbaarheid.

7. Zo ging het elk jaar wanneer Elkana op reis ging. Telkens lachte Peninna haar uit en plaagde haar onderweg. Dat maakte Hanna dan zo overstuur dat zij begon te huilen en geen hap door haar keel kon krijgen.

8. ‘Wat is er toch, Hanna?’ vroeg Elkana dan. ‘Waarom eet je niets en heb je zo'n verdriet? Ben ik je dan niet meer waard dan tien zonen?’

9. Nadat zij hadden gegeten, stond Hanna op en ging naar de tabernakel. De priester Eli zat op een bankje bij de ingang.

10. Hanna was vertwijfeld en huilde bittere tranen, terwijl zij tot de Here bad.

11. In haar gebed deed zij een belofte: ‘Och Here, luister toch naar mijn ellende, beantwoord mijn gebed en geef mij een zoon. Als U dat doet, dan beloof ik U dat ik hem aan U zal teruggeven. Hij zal voor zijn hele leven aan U toebehoren: daarom zal zijn haar nooit worden afgeknipt.’

12-13. Eli zag haar mond bewegen tijdens haar stil gebed. Maar omdat hij geen geluid hoorde, dacht hij dat zij dronken was.

14. ‘Hoe haalt u het in uw hoofd hier dronken binnen te komen!’ zei hij. ‘Ga eerst uw roes uitslapen.’

15-16. ‘U vergist u, meneer!’ antwoordde Hanna onthutst. ‘Ik ben alleen vreselijk verdrietig en heb mijn hart bij de Here uitgestort. Ik had Hem vanwege mijn verdriet zoveel te vertellen! U moet echt niet denken dat ik dronken ben!’