Het Boek

1 Kronieken 9:1-10-11 Het Boek (HTB)

1. De stamboom van iedereen in Israël werd zorgvuldig vastgelegd in de Boeken van de Koningen van Israël. Juda was verbannen naar Babel, omdat de mensen God ontrouw waren en afgoden vereerden.

2. De eersten die terugkeerden en zich weer in hun vroegere woonplaatsen vestigden, waren de Israëlitische gezinnen, priesters, Levieten en tempeldienaren.

3. Toen kwamen ook gezinnen van de stammen van Juda, Benjamin, Efraïm en Manasse aan in Jeruzalem.

4. Een van die gezinnen was dat van Uthai, de zoon van Ammihud, zoon van Omri, zoon van Imri, zoon van Bani, uit de familie van Peres, de zoon van Juda.

5. De Silonieten vormden een andere groep die terugkeerde en daarbij waren ook Silons oudste zoon Asaja en zijn zonen.

6. Verder waren er nog de zonen van Zerach, ook Jeüel en zijn verwanten. In totaal zeshonderdnegentig mensen.

7-8. Onder de leden van de stam van Benjamin die terugkeerden, bevonden zich de volgende personen: Sallu, de zoon van Mesullam, zoon van Hodavja, zoon van Hassenua; Jibnea, de zoon van Jeroham; Ela, de zoon van Uzzi, zoon van Michri; Mesullam, de zoon van Sefatja, zoon van Reüel, zoon van Jibnia.

9. De mannen waren allen hoofd van een familie en brachten veel verwanten mee, oud en jong. In totaal keerden 956 Benjaminieten terug.

10-11. De priesters die terugkeerden, waren Jedaja, Jojarib, Jachin en Azarja, de zoon van Hilkia, zoon van Mesullam, zoon van Zadok, zoon van Merajoth, zoon van Ahitub. Hij was degene die in de tempel de leiding had.