55. de vrijstad Hebron in Juda met de weidegronden er omheen toegewezen.
56-57. Maar de velden en omringende dorpen werden aan Kaleb, de zoon van Jefunne, gegeven.
58-59. De nakomelingen van Aäron kregen ook de volgende steden met weidegronden er omheen: Libna, Jattir, Estemoa, Hilen, Debir, Asan en Bet-Semes.
60. Dertien andere steden met het omringende grasland, inclusief Geba, Alemeth en Anathoth, werden door de stam van Benjamin aan de priesters toegewezen.