Het Boek

1 Kronieken 27:14-31 Het Boek (HTB)

14. De commandant van het elfde regiment was de Pirathoniet Benaja uit het geslacht van Efraïm. Hij en zijn vierentwintigduizend mannen kwamen in de elfde maand van het jaar op.

15. Commandant van het twaalfde regiment was de Netofathiet Heldai, een nakomeling van Othniël, die in de twaalfde maand van het jaar met zijn vierentwintigduizend manschappen in actieve dienst kwam.

16-22. Aan het hoofd van de stammen van Israël stonden in die tijd de volgende mensen: Eliëzer, de zoon van Zichri, voor de stam van Ruben; Sefatja, de zoon van Maächa, voor de stam van Simeon; Hasabja, de zoon van Kemuël, voor de stam van Levi; Zadok, voor de nakomelingen van Aäron; Elihu, een broer van koning David, voor de stam van Juda; Omri, de zoon van Michaël, voor de stam van Issachar; Jismaja, de zoon van Obadja, voor de stam van Zebulon; Jerimoth, de zoon van Azriël, voor de stam van Naftali; Hosea, de zoon van Azazja, voor de stam van Efraïm; Joël, de zoon van Pedaja, voor de ene helft van de stam van Manasse; Jiddo, de zoon van Zecharja, voor de andere helft van de stam van Manasse die in Gilead woonde; Jaäsiël, de zoon van Abner, voor de stam van Benjamin; Azareël, de zoon van Jeroham voor de stam van Dan.

23. Toen David zijn volkstelling hield, rekende hij de mannen van twintig jaar en jonger niet mee, want de Here had beloofd dat zijn volk zo talrijk zou worden als de sterren aan de hemel.

24. Joab begon met de volkstelling, maar voerde hem niet helemaal uit omdat de Here in toorn tegen Israël uitbarstte. De uiteindelijke tellingen werden nooit opgenomen in de geschiedschrijving van koning David.

25. Azmaveth, de zoon van Adiël, had de financiële verantwoordelijkheid voor de kostbaarheden in de schatkamers van het paleis en Jonathan, de zoon van Uzzia, ging over de voorraden op het platteland en die in de steden, dorpen en forten van Israël.

26. Ezri, de zoon van Kelub, had de leiding over het werk op de koninklijke landerijen.

27. De Ramathiet Simi was beheerder van de koninklijke wijngaarden, de Sifmiet Zabdi was verantwoordelijk voor de wijnproductie en de opslag van de wijn.

28. Baäl-Hanan uit Gedera was verantwoordelijk voor de olijfbomen en de wilde vijgebomen die groeiden in het laagland. Joas ging over de olijfolievoorraden.

29. Sitrai uit Saron had de verantwoording over het vee op de vlakte van Saron en Safat, de zoon van Adlai, hield toezicht op het vee in de dalen.

30. Obil, afkomstig uit het gebied van Ismaël, had de zorg voor de kamelen en Jehdeja uit Meronoth voor de ezels.

31. De schapen vielen onder de verantwoordelijkheid van de Hagriet Jaziz. Deze mannen waren de beheerders van koning Davids bezittingen.